In Holland wordt al jaren niet meer gevochten, daar breekt begin 17e eeuw de Gouden Eeuw aan. Maar in het oosten en zuiden van het land gaat de strijd onvermoeibaar verder. Daar staan twee mannen uit één familie tegenover elkaar: Frederik Hendrik, de bevelhebber van het Staatse leger, en zijn volle neef Hendrik van den Bergh, commandant van het Spaanse leger. Zo weet Frederik Hendrik in 1627 Groenlo te veroveren, terwijl neef Hendrik het nakijken heeft. De slag bij Groenlo wordt tegenwoordig om de twee jaar met talloze vrijwilligers, paarden en kanonnen nagespeeld. De grootste nederlaag krijgt Hendrik echter te verwerken als Frederik Hendrik in 1629 ook Den Bosch weet in te nemen. Ondertussen is de bevolking het treurige slachtoffer van het wederzijdse machtsvertoon. Steden en dorpen worden door beide partijen geplunderd en in brand gestoken. Door de langdurige oorlog raakt een deel van de Nederlanden volledig uitgeput.